EU-landen stemmen tegen ketenzorgplicht voor bedrijven

ketenzorgplicht

De Europese lidstaten hebben onverwacht tegen de ketenzorgplicht voor bedrijven gestemd. Deze EU-richtlijn verplicht ze hun supply chain door te lichten op misstanden als kinderarbeid of milieuvervuiling.

Zowel onderhandelaars van de Europese landen als het Europees Parlement gingen in december nog akkoord met een voorstel dat bedrijven verplicht hun supply chain in kaart te brengen en misstanden op te lossen. Bij een op 28 februari in Brussel gehouden stemming onder EU-ambassadeurs liep het in de laatste fase echter mis.

Verschillende grote landen, waaronder Duitsland, Italië en Frankrijk, gaven opeens te kennen de al gemaakte voorlopige afspraken niet te willen bekrachtigen. Zij willen hun nationale bedrijven de vrijheid geven om te produceren op een manier zoals zij dat willen. Hierdoor was er onverwacht geen meerderheid bij de stemming over de richtlijn.

Welvaart ten koste van anderen

‘We zien Europese regeringen die wel grote woorden spreken over Europese normen en waarden. Maar als het aankomt op veranderingen die echt wat betekenen voor mens en natuur, dan geven ze niet thuis. Voor hen geldt nog steeds dat ons Europees recht op welvaart ten koste mag gaan van die van anderen’, meldde een furieuze Lara Wolters (PvdA), die namens het Europees Parlement jarenlang over de afspraken heeft onderhandeld.

Hoe het nu verder moet, weet niemand. België, momenteel voorzitter van de EU-lidstaten, geeft nog niet op en probeert een uitweg te vinden. ‘We moeten de stand van zaken bekijken en zien of we tegemoet kunnen komen aan de zorgen van de lidstaten, in samenwerking met het Europees Parlement’, meldden de Belgische onderhandelaars op platform X.

Gelijk speelveld

VNO-NCW en MKB-Nederland tonen zich nog altijd voorstander van Europese wetgeving op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, met oog voor ‘praktische uitvoerbaarheid en ‘een gelijk speelveld’, meldt het FD. ‘We hopen daarom dat de zorgen van de EU-lidstaten zo snel mogelijk geadresseerd kunnen worden, zodat het Europese wetstraject geen lange vertraging oploopt.’