Zwakke vraag en slinkende orderportefeuilles Nederlandse industrie

Nederlandse industrie

Voor de negende maand op rij verslechterde de situatie waarin de Nederlandse industrie zich bevindt. Dat blijkt uit de inkopersindex van de Nevi, die in mei daalde van 44.9 naar 44.2. Dit was bovendien de grootste achteruitgang in drie jaar.

Halverwege het tweede kwartaal was opnieuw sprake van een achteruitgang in de Nederlandse industrie. De aanhoudend zwakke vraag had een negatieve impact en was de belangrijkste reden voor de grotere dalingen van de productieomvang en het aantal nieuwe orders. De inkoopactiviteiten liepen vervolgens aanzienlijk terug en bedrijven verkleinden hun voorraden om deze aan te passen aan de lagere werklast.

De mindere marktomstandigheden hadden echter ook enkele positieve gevolgen. De gegevens voor mei lieten een verdere verbetering zien van de prestaties van de leveranciers, wat leidde tot een daling van de kostendruk. De bedrijven maakten ook melding van de grootste daling van de inkoopkosten sinds 2015 en van de eerste daling van de verkoopprijzen in bijna drie jaar.

Zeer zwakke vraag

Volgens Albert Jan Swart, sectoreconoom Industrie bij ABN-Amro, is de daling van de inkoopmanagersindex naar 44.2 de laagste stand sinds drie jaar, net na de corona-uitbraak. ‘Het aantal nieuwe orders daalde snel. Ook de snelle afname van de openstaande orders duidt op een zeer zwakke vraag. Het aantal openstaande orders daalde in het hoogste tempo sinds april 2012, het hoogtepunt van de eurocrisis’, schetst Swart.

De industrie gaat volgens hem gebukt onder trage economische groei die wordt veroorzaakt door de snel gestegen rente en de hoge inflatie. Ondernemingen zijn nog steeds voorraden aan het afbouwen, omdat de supply chains weer functioneren, de financieringskosten zijn gestegen en de vraag zwak is. ‘Vanwege die zwakke vraag verlagen ondernemingen ook de productie.’

De afbouw van voorraden duurt volgens Swart ook langer dan verwacht. ‘Het is wel aannemelijk dat overtollige voorraden inmiddels bijna zijn weggewerkt, wat na de zomer zou kunnen leiden tot een aantrekkende vraag. Anderzijds zal de hogere rente leiden tot een lagere vraag naar bouwmaterialen. Vanwege hogere financieringslasten zal de bouw van woningen in de tweede helft van dit jaar dalen.’

Daling van inkoopkosten

De zwakke vraag naar industriële producten is deels het gevolg van de sterke prijsstijgingen sinds eind 2021. Swart: ‘Het goede nieuws is dat inmiddels niet alleen de afzetprijzen dalen, maar – vooral als gevolg van lagere energieprijzen – ook de inkoopkosten. Toch staat de gasprijs in Europa nog ongeveer twee keer zo hoog als twee jaar geleden. Dit maakt het voor energie-intensieve industrieën in Europa moeilijk om met bedrijven uit andere delen van de wereld te concurreren.’

In de chemie heeft dit geleid tot een dubbelcijferige daling van de productie. De economie van Duitsland, dat enkele bekende chemiereuzen huisvest, zit zelfs in een recessie. Dit is ook een probleem voor de Nederlandse industrie, omdat Duitsland de belangrijkste exportmarkt is.

2023 lastig voor Nederlandse industrie

De vraag kan wat verbeteren wanneer alle overtollige voorraden zijn afgebouwd. ‘Een sterk herstel is echter niet te verwachten zolang andere economische ontwikkelingen nog tegenzitten. De centrale banken hebben de rente nu een aantal keren verhoogd om de inflatie te beteugelen. We verwachten de eerste renteverlaging niet eerder dan tegen het eind van 2023. Dit jaar zal daarom lastig blijven voor de industrie’, aldus Swart.