Op zoek naar nieuwe markten voor tweedehands trapliften
Het sterk groeiende Smienk Trapliften uit Nunspeet verkoopt zijn tweedehands liften met name aan particulieren, maar zou nu ook graag gemeenten als klant aantrekken. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig, bericht het FD van 7 april 2017.
Het bedrijf Smienk Trapliften werd in 2013 opgericht door Erik Smienk (29) en groeide razendsnel uit tot een organisatie die nu 45 vaste medewerkers telt. ‘We zijn enorm hard aan het groeien’, beaamt commercieel directeur Clemens Kardol van Smienk. ‘Logistiek gezien is het bijna niet bij te benen.’
Hergebruik van mobiliteitshulpmiddelen als rolstoelen, scootmobielen, aangepaste fietsen en trapliften wordt door het ministerie van VWS aangemoedigd om de zorgkosten in de hand te houden en verspilling tegen te gaan. Het is een van de speerpunten in het programma ‘Aanpak verspilling in de zorg’, dat in 2016 werd ingevoerd.
Verstoffende trapliften
Smienk Trapliften is een van de bedrijven die slim insprong op dat groeiende kostenbewustzijn in de zorg. Erik Smienk was een tijdlang werkzaam als adviseur bij Molenaar Welzijnsproducten en merkte dat trapliften vaak binnen relatief korte tijd alweer verwijderd moesten worden, om vervolgens in een magazijn te verstoffen.
Via Marktplaats kocht Smienk een aantal trapliften op, startte een website en begon de liften te verkopen. De zaken gingen goed en in 2013 had Smienk er zijn handen fulltime aan vol. ‘Bij het driejarig bestaan vorig jaar vierden we de plaatsing van traplift nummer 7500’, aldus de oprichter in het FD.
De klantenkring van Smienk Trapliften bestaat momenteel voornamelijk uit particulieren die op zoek zijn naar een relatief goedkope oplossing. Normaal moet voor een nieuwe traplift tussen de 8000 en 10.000 euro neergeteld worden; een tweedehands exemplaar van Smienk kan voor de helft van dit bedrag aangeschaft worden.
Wet maatschappelijke ondersteuning
Het bedrijf uit Nunspeet wil nu ook de trapliften plaatsen die door gemeenten vergoed worden vanuit het budget voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dat blijkt echter een ingewikkelde kwestie, door zaken als Wmo-vergoedingen én doordat gemeenten vaak gebonden zijn aan een bepaalde fabrikant, aldus Smienk.
Gemeenten zijn volgens hem bovendien ook nog niet erg gemotiveerd om van leverancier te wisselen. ‘De fabrikanten die de trapliften nu leveren, zeggen vaak dat hergebruik niet mogelijk is, omdat geen een trap hetzelfde is’, aldus Smienk. ‘Dat klopt, maar het kan wel heel dicht in de buurt komen, met bijvoorbeeld 1 of 2 centimeter verschil.’
Daarnaast moeten gemeenten een Europese aanbesteding doen en is het lastig daar als midden- en kleinbedrijf tussen te komen. Wel is er volgens Kardol een positieve ontwikkeling gaande in het aanbestedingsproces van gemeenten. ‘Verschillende gemeenten zien het nut in van hergebruik en eisen dat er bij het plaatsen van een traplift minimaal een offerte komt van één hergebruikte.’