Modellen kunnen ‘vertellen’

Angst in de coalitie

In de wereld van supply chain management zijn er meer dan honderd modellen beschikbaar voor het implementeren van (delen van) supply chain management. Ondanks dat deze modellen wetenschappelijk onderbouwd en bewezen zijn, is het succesvol implementeren van supply chain management toch voor veel bedrijven lastig. Hoe komt dat nu?

Treacy & Wiersema, Leary, Caluwe, Mintzberg, Greiner, Belbin, Porter, Covey, Hersey & Blanchard, Schaveling… Zomaar een opsomming van veelvuldig gebruikte modellen. Daarnaast hanteert iedere zelfstandige interim-manager of elk zichzelf respecterend bureau wel een eigen roadmap om tot een succesvol verandertraject te komen dan wel supply chain management te implementeren.

Invuloefening

Deze modellen raken aan de ene kant de ‘harde’ logistieke wereld, zoals magazijninrichting, goederenstromen en forecasting, terwijl andere modellen meer inzoomen op de menselijke factoren als houding, gedrag en change management. Samen vormen ze een compleet plaatje en met deze modellen zou het implementeren van supply chain management iets van een invuloefening weg kunnen hebben, toch? Nou, niet dus. De modellen zijn voor iedereen gelijk, maar de successen lopen in de praktijk sterk uiteen.

Waar het mijns inziens misgaat, is dat de modellen niet in bredere context worden beschouwd. Ik zie regelmatig dat studenten die afstuderen modellen als een soort van invuloefening gebruiken. Gewoon omdat het nu eenmaal zo zou moeten, volgens de studieboeken die ze erop naslaan. Het ‘integraal logistiek concept’ (Visser & Van Goor) wordt bijvoorbeeld door vrijwel elke student gebruikt die iets met logistiek of supply chain management studeert, maar het model wordt alleen niet integraal toegepast. Problemen uiten zich dan vrijwel altijd in de logistieke besturing in het model.

Bredere context

In de praktijk zie ik dat ook bij bedrijven. Zij passen een model toe, maar bekijken het niet in een bredere context. Ik kom bij bedrijven die de customer intimacy-strategie van Treacy & Wiersema zeggen te hanteren, maar voornamelijk sturen op productiviteit. Andere bedrijven richten zich op kostenefficiency (operational excellence), maar werken vooral ’s avonds en ’s nachts, omdat de klanten dat nu eenmaal zouden willen. Er zijn ook bedrijven die altijd de beste kwaliteit willen leveren, maar gelet op het retourpercentage krijg ik soms sterk de indruk dat de klant deze kwaliteit toch anders ervaart.

Het zijn simpele praktijkvoorbeelden van de plank misslaan bij het toepassen van modellen. Wat hier gebeurt, is iets wat ook door het verandermodel van Prochaska benoemd wordt. Het laat heel eenvoudig zien dat misverstanden tussen managers en medewerkers bij verandertrajecten vooral voortkomen uit het gegeven dat de een het probleem nog niet scherp genoeg heeft, terwijl de ander de oplossing al heeft bedacht. Gevolg: wederzijds onbegrip en frustratie.

De praktijk

Als er dan ineens wél beweging komt in pijndossiers die er al maanden of soms zelfs jaren liggen, komt dat meestal omdat voorheen het burning platform ontbrak. In het verleden werd het probleem niet als een duidelijke problematische situatie gezien, en nu wel.

Een andere gangmaker kan een betere aanpak zijn: iemand die kiest voor het praktisch toepassen van de ‘harde en zachte’ modellen en dat combineert met een eigen houding en gedrag die ervoor zorgen dat er steeds direct overeenstemming is over het probleem en de oplossing. Als je regelmatig hoort ‘ik ben het (weer) met je eens’ dan heb je de juiste aanpak en tone of voice te pakken.

Geen trucje

Het is de kunst om in elke situatie het meest geschikte model toe te passen en het model naar de dagelijkse praktijk te vertalen. Dat klinkt eenvoudig, maar is vaak best lastig. Elke situatie is weer anders, waardoor een model vaak net niet past. Dat maakt echter niks uit. Het gaat er niet zozeer om dat het toepassen van een model een invuloefening wordt, of dat het afwijken van het originele model per definitie verkeerd is.

Waar het wél om draait is dat het geen trucje moet worden, welk model je in de praktijk dan ook toepast. Het model dat je gebruikt, moet volledig in je eigen DNA zitten. Dan pas pas je het goed toe en leidt het vrijwel automatisch tot succes. De modellen bieden een richtlijn, maar de eigen draai eraan is belangrijk om daadwerkelijk succes te boeken.

Automatisme

Het gaat dus niet om het zomaar invullen van modellen om tot succes te komen. Nee, modellen moet je kunnen ‘vertellen’. Ze moeten zodanig in je buik zijn geland dat je ze automatisch selecteert en toepast. Er zijn maar weinig mensen binnen de logistieke en supply chain-wereld die dit kunnen, terwijl velen natuurlijk zullen aangeven dat zij ook modellen ‘vertellen’. Zij die dit echt kunnen, zijn succesvol, maar ze staan dan wel altijd ‘aan’ om steeds maar weer beter te worden in het daadwerkelijk begrijpen en toepassen van modellen.

Edward Heijnen, zelfstandig interim-professional supply chain-procesverbeteringen

Waar loop jij tegenaan bij het toepassen van modellen? Reageer gerust via e.heijnen@supplychaininsight.nl.